Open source software door de jaren heen

Toen Richard Stallman in 1980 de broncode voor de software van een nieuwe laserprinter niet kreeg, luidde dat het begin in van de vrije-softwarebeweging, die op zijn beurt aan de oorsprong stond van open source software, open data en open hardware. Anno 2018 kunnen we ons een wereld zonder al die openheid niet meer voorstellen. Hoe evolueerde dit zich?

In de jaren 1950 en 1960, lang voordat er sprake was van vrije software en opensourcesoftware, was het de gewoonte dat producenten de broncode van hun software meeleverden. De meeste software werd ook gewoon gratis bij hardware weggegeven. Pas in de late jaren 1970 en de vroege jaren 1980 werd het de gewoonte om geld te vragen voor software en de broncode niet meer mee te leveren.

In 1980 kreeg het MIT AI Lab waar Richard Stallman werkte een nieuwe laserprinter, maar hij kreeg geen toegang tot de broncode van de software. Bij de vorige printer had Stallman de broncode aangepast zodat die een persoon een bericht stuurde als zijn printjob klaar was en iedereen een bericht stuurde als de printer geblokkeerd was.

Dat ging met de nieuwe printer niet meer, en op dat moment besloot Richard Stallman om zijn leven te wijden aan vrije software: in 1983 startte hij het GNU Project (een recursief acroniem voor GNU’s Not Unix) om een volledig vrij besturingssysteem te maken en in 1985 richtte hij de Free Software Foundation op.

GNU/Linux

In 1989 bracht het GNU-project versie 1 van de GNU General Public License (GPL) uit, de licentie die het project voor al zijn software zou gebruiken. Tegen 1990 was het GNU-besturingssysteem bijna volledig af, op één essentiële component na: de kernel. Daarom begon het GNU-project dat jaar aan de ontwikkeling van de kernel GNU Hurd.

In 1991 publiceerde een Finse student, Linus Torvalds, de broncode van een nieuwe kernel voor het GNU-besturingssysteem. Torvalds kernel kreeg heel wat aandacht van ontwikkelaars, en in 1992 veranderde hij de licentie naar GPL.

Open source software

© PXimport

Aangezien de ontwikkeling van GNU Hurd traag ging en Linux steeds meer ontwikkelaars aantrok, werd Linux de facto de kernel van het GNU-besturingssysteem, met als resultaat GNU/Linux. Al snel ontstonden ook de eerste Linux-distributies, die de Linux-kernel, GNU-software en andere software samenbrachten. Linux werd zo synoniem voor de hele distributie.

Tegen de late jaren 90 was Linux populair bij internetbedrijven, die op het besturingssysteem andere vrije software zoals de webserver Apache, de database MySQL en de scripttaal PHP draaiden.

Vrije software

In 1997 publiceerde Eric Raymond een essay (en later boek) The Cathedral and the Bazaar, waarin hij reflecteerde over de principes van vrije software en de ontwikkeling van Linux. Zijn essay werd opgemerkt en was zelfs een van de factoren voor Netscape om zijn populaire webbrowser Netscape Communicator als vrije software uit te brengen, wat later Mozilla Firefox werd.

Door de beslissing van Netscape gingen Eric Raymond en anderen nadenken hoe ze meer bedrijven konden overtuigen van de principes van vrije software. Hun conclusie was dat de activistische toon van de Free Software Foundation en het zwart-witdenken van Richard Stallman bedrijven afschrikte.

In 1998 suggereerde Christine Peterson de term ‘open source’ om het gedachtegoed van vrije software onder bedrijven te promoten zonder het stigma van ‘free’. En zo ontstond de non-profitorganisatie Open Source Initiative (OSI), opgericht door Bruce Perens en Eric Raymond. Het duurde niet lang voordat de term open source populairder werd dan vrije software, zeker in het bedrijfsleven. Maar uiteindelijk willen beide bewegingen hetzelfde bereiken, zij het met een andere focus en aanpak. Wie aan beide bewegingen recht wil doen, spreekt van FOSS (free and open-source software).

Van software tot data en hardware

De populariteit van FOSS bracht ook mensen in andere domeinen op het idee om meer openheid te stimuleren. Bedrijven en overheden sluiten immers veel data op binnen hun muren, terwijl het openen ervan een boel innovatie zou opleveren. In sommige gevallen is er zelfs een ethische component, zoals in het geval van data in overheden: als de belastingbetalers mee betalen voor het in standhouden van datasets zoals bevolkingsstatistieken, verkeersindicatoren en bodemkaarten, waarom krijgen ze dan niet het recht die in te zien? Veel overheden gaan in die redenering mee en evolueren de laatste jaren naar open data.

Hetzelfde zien we in het domein van hardware: een organisatie als de Open Source Hardware Association (OSHWA) wil het idee van open hardware uitdragen: hardware waarvan het ontwerp publiek beschikbaar is, zodat iedereen de hardware kan bestuderen, aanpassen, verspreiden, maken en verkopen. Dat betekent niet alleen mechanische tekeningen, maar ook elektronische schema’s, het ontwerp van printplaten enzovoort. Wie weet maak je zo ooit wel je eigen laserprinter? Met open source software natuurlijk...

Deel dit artikel
Voeg toe aan favorieten