Virtueel met Windows 8

Wil je onder Windows 8 een ander besturingssysteem (virtueel) uitproberen, dan hoef je niet langer een externe tool als VirtualBox of VMware aan te spreken. Als je over de juiste hardware – en Windows-versie – beschikt, heb je met Hyper-V alles al aan boord.

Hyper-V zal je misschien niet zoveel zeggen, tenzij je thuis bent in Windows-serveromgevingen. Het gaat om een hypervisor, oftewel een virtual machine manager (vmm). Je kunt er virtuele machines mee creëren en beheren. Daarin kan je een compleet besturingssysteem draaien, veilig gescheiden van je ‘echte’ systeem. Het goede nieuws is nu dat Hyper-V ook in Windows 8 beschikbaar is, zij het in de 64-bits Professional- of Enterprise-variant. Hyper-V in een 32-bits omgeving kan alleen verbinding maken met een al draaiende Hyper-V machine. Daar hebben we hier niets aan.

Hyper-V stelt ook de nodige eisen aan de hardware. Je hebt een 64-bits processor nodig die slat (second level address translation) ondersteunt. Ook moet virtualisatie in je bios zijn ingeschakeld. 4 GB ram is bovendien het minimum. Wil je vooraf uittesten of je systeem wel voldoet, dan kan je de gratis tool Coreinfo downloaden. Die start je als administrator vanaf de opdrachtprompt met 'coreinfo –v'. Ziet je eigen scherm er uit als in de afbeelding, met een asterisk ziet bij VMX en EPT (Intel processor) of bij SVM en NPT (AMD processor), dan zit je normaliter goed.


VMX én EPT: deze Intel-processor voldoet alvast.

Nu is het tijd zelf een nieuwe vm te creëren. Testmateriaal: een installatie-dvd van een oudere Windows-versie. Start de beheermodule van Hyper-V op. In het Acties-paneel kiezen we achtereenvolgens Nieuw, Virtuele machine. Een wizard helpt ons op weg. In het volgende venster vul je een gepaste naam in voor je nieuwe vm en desgewenst ook een andere locatie. Voorzie voldoende ram-geheugen (bijvoorbeeld 512 MB voor XP en 2000 MB voor Windows 7, afhankelijk ook van het fysieke geheugen van je systeem). Selecteer desgewenst een virtuele netwerkswitch en stip de optie Een virtuele harde schijf maken aan. Maak die niet te klein: het gaat standaard toch om een dynamisch uitbreidbare virtuele schijf. Overigens kiest Hyper-V voor nieuwe vm’s standaard het vhdx-formaat. Dat laat een grotere opslagcapaciteit toe (in theorie tot 64 TB) maar biedt ook wel andere voordelen (zie http://technet.microsoft.com/en-us/library/hh831446.aspx).

Na Volgende is het tijd om een besturingssysteem te installeren. Kies Een besturingssysteem installeren vanaf een opstart-cd-rom of -dvd-rom. We kunnen nog kiezen tussen een fysiek station en een iso-schijfimage. Met Voltooien zetten we de operatie in gang. De procedure ken je nu eigenlijk al. Selecteer de nieuwe vm en klik achtereenvolgens op Starten en (even later) op Verbinding maken. Wat later krijg je de installatieprocedure van Windows te zien. Die doorloop je eigenlijk op dezelfde manier als je Windows naar een gewone, fysieke harde schijf installeert. Niet vergeten dat je voor virtuele machines net zo goed een licentie nodig hebt als voor fysieke machines.

Verder doe je er goed aan de Hyper-V integratieservices te installeren op je vm. Die verbeteren de integratie van de virtualisatieserver en de vm zelf – je kunt dat vergelijken met de guest additions in VMware of VirtualBox. Daarvoor moet je in het Actie-menu van je vm zijn, waar je Installatieschijf integration services plaatsen kiest. Selecteer Hyper-V-integratieservices installeren in het venster en klik OK.


De virtuele schijf groeit automatisch mee met de behoeftes.


Virtuele of fysieke omgeving? Voor de installatie maakt het weinig verschil.


Integratieservices: voor een betere wisselwerking tussen virtualisatieserver en vm.

De vm's van externe virtualisatietools als VirtualBox kan je niet zomaar in Hyper-V importeren. Dat is een kwestie van bestandsformaat: Hyper-V wil vhd(x), geen vdi. Die laatste is echter te converteren, bijvoorbeeld met de opdrachtregeltool VboxManage. Die wordt standaard met VirtualBox geïnstalleerd. De syntax is jammer genoeg behoorlijk complex. Op http://technet.microsoft.com/en-us/library/hh831446.aspx vind je een overzicht van alle mogelijke parameters. Met het volgende commando, vanuit de installatiemap van VirtualBox, kan je een vdi al omzetten naar vdx (bevestig met Enter):

vboxmanage clonehd "pad-naar-vdi-bronbestand" "pad-naar-vhd-doelbestand" --format VHD.

Het resulterende vhd-bestand kan je gewoon in Hyper-V importeren (zie boven). Met de optie Schijf controleren in het Acties-paneel kan je vooraf checken of het vhd-bestand er wel ‘gezond’ uitziet.

Ook goed om weten: met de gratis tool Disk2VHD zet je een fysieke schijf om naar een vhd-bestand – zelfs wanneer die een actief systeem bevat.


Van het ene naar het andere virtuele-schijfformaat...


Dat ziet er al goed uit: Hyper-V herkent het formaat!

In principe kan je de geïmporteerde vm nu al opstarten, maar je doet er goed aan eerst de huidige instellingen te controleren. Selecteer de vm in het middenpaneel. Die verschijnt in het Acties-paneel. Klik daar op Instellingen (die optie vind je overigens ook in het contextmenu). We gaan ervan uit dat de vm nog geen netwerkadapter bevat. Voor een netwerkverbinding moet je dus eerst nog zo’n adapter toevoegen. Open de rubriek Hardware en kies Hardware toevoegen. Selecteer rechts Netwerkadapter en klik Toevoegen. Selecteer bij Virtuele switch vervolgens de eerder gecreëerde netwerkswitch; bevestig met Toepassen. In het linkerpaneel zie je dat de netwerkadapter inderdaad is toegevoegd. Stel hier eventueel bijkomende opties in, zoals een mac-adres. Controleer ook even de andere opties in het linkerpaneel en klik OK. Merk op dat je in het Acties-paneel een “momentopname” van je huidige vm kan maken. Als je terug wilt naar de beginsituatie, staat die klaar in het middelste luik van het middenpaneel. Selecteer de snapshot, klik in het Acties-paneel op Toepassen en je bent terug bij af. Daarmee is dan eindelijk de tijd gekomen om je eerste vm op te starten. Selecteer de vm en klik achtereenvolgens op Starten en op Verbinding maken in het Acties-paneel.


Netwerkadapter ingesteld, voldoende geheugen voorzien? Gaan met die banaan!


De vm met Ubuntu 12.04 staat in de startblokken!

Laten we met een eenvoudig scenario beginnen: het importeren van een kant-en-klare Hyper-V machine. Die vind je op verschillende locaties op het net, bijvoorbeeld op www.pwusr.com/downloads (Ubuntu 12.04 LTS desktop en server, en CentOS 6.2) of op www.microsoft.com/en-us/download/search.aspx?q=vhd (met evaluatie-versies van uiteenlopende Microsoft-servers). We gaan er in elk geval van uit dat je zo’n vhd gedownload hebt. Klik dan in Hyper-V op Virtuele machine importeren. In de wizard klik je met de knop Volgende het introductievenster weg. Verwijs naar de hoofdmap van je gedownloade vhd-bestand met de knop Bladeren en selecteer de (juiste) vm in het volgende venster. Daarna moet je het importtype aanduiden. Er zijn drie ietwat cryptische opties. ‘De virtuele machine ter plaatse registreren’ laat Hyper-V de vm starten waar die zich op dit moment bevindt. ‘De virtuele machine herstellen’ is vooral nuttig als de vm-bestanden bijvoorbeeld op een gedeelde netwerkmap staan en je wilt dat Hyper-V die naar een geschiktere locatie kopieert, waarna de vm wordt geregistreerd. Ten slotte is er nog ‘De virtuele machine kopiëren’: handig als je die bijvoorbeeld verschillende keren wilt importeren (als een sjabloon voor nieuwe vm’s). Ook hier worden de bestanden naar een geschikte locatie gekopieerd, maar deze keer wordt de vm met een nieuw ID geregistreerd. Wij kiezen hier voor de eerste optie: ter plaatse registreren en we ronden af met Volgende en Voltooien.


Het importtype hangt af van je bedoelingen.

Nu gaan we je toekomstige virtuele machine toegang geven tot je netwerk. Klik daarvoor bij Actie(s) op Beheer van virtuele netwerken en op Nieuwe virtuele netwerkswitch (in het linkerpaneel). De drie mogelijkheden die verschijnen komen kortweg neer op het volgende. Een externe switch is met name geschikt wanneer je een virtuele machine (voortaan afgekort als vm) toegang tot je fysieke netwerk(bronnen) wil geven. Een interne switch volstaat als je alleen tussen de client en de vm wil kunnen communiceren – in dit geval zal je de vm dus niet kunnen benaderen vanaf je fysieke netwerk (en omgekeerd). Een privé switch ten slotte zorgt ervoor dat alleen je vm’s met elkaar kunnen communiceren. Wij kiezen in elk geval voor (het meest plausibele?) scenario: er moet ook communicatie met ons fysieke netwerk mogelijk zijn. Extern dus, waarna we klikken op Virtuele switch maken. Geef een geschikte naam aan je switch en duid de gewenste (bedrade of draadloze) netwerkadapter aan in het uitklapmenu bij Extern netwerk. Voor je bevestigt met OK en Ja, ga je wel best na of er op dat moment geen netwerkverkeer door de adapter gaat. De verbinding wordt namelijk mogelijk even verstoord. Even later is je switch gebruiksklaar.


Communicatie met het fysieke netwerk: kies dan een externe switch.

Nu moeten we de noodzakelijke services en modules installeren. Dat is slechts een kwestie van een vinkje plaatsen. Ga naar het Configuratiescherm van Windows; kies achtereenvolgens Programma’s, Windows-onderdelen in- of uitschakelen. Plaats een vinkje bij Hyper-V en de twee onderdelen en bevestig met OK. Windows zoekt nu naar de vereiste bestanden en past de gevraagde wijzigingen toe. Na een herstart en enige volautomatische configuratie is je Modern UI-interface twee tegels rijker: Hyper-V-beheer en Verbinding met Hyper-V virtuele machine. Deze workshop draait om de beheermodule. Klik dus maar op Hyper-V-beheer. Daar valt nog weinig te beleven: we kunnen alleen Verbinding maken met server. Als virtualisatieserver stippen we hier gewoon Lokale computer aan; bevestig met OK. In het linkerpaneel verschijnt de naam van je computer; rechts klik je eerst even op Hyper-V–instellingen. Controleer de standaardlocaties voor opslaan van de virtuele-hardeschijfbestanden en van de configuratiebestanden. Indien nodig pas je ze aan met Bladeren; sluit het venster met OK.


De installatie zelf is een kwestie van vinkjes plaatsen.

Deel dit artikel
Voeg toe aan favorieten