20 tips voor snel en stabiel internet

Je bent best tevreden met je draadloze netwerk, maar de laatste tijd gebeurt het geregeld dat de ontvangst wegvalt. Of je wilt graag ook achter in de tuin draadloos surfen, maar het signaal blijkt ontoereikend. Wat dan? Twintig praktische tips voor je draadloze netwerk.

Het aantal draadloze netwerkjes heeft de laatste jaren een enorme vlucht genomen. Begrijpelijk, want zo’n wireless lan (wlan) is comfortabel en je hoeft je huis niet met kabels te ontsieren. Het blijkt echter uit talrijke internetforums dat vele gebruikers ook met allerlei problemen te maken krijgen. Dikwijls hebben die te maken met een onbetrouwbaar of ontoereikend draadloos signaal.

Daarom hebben we in dit artikel de beste tips en trucs verzameld om de ontvangst te optimaliseren en zo nodig het wifi-signaal te versterken. We hebben ze in twee ‘groepen’ opgedeeld: eerst tien tips waar je enige behendigheid of wat (extra) software voor moet aanspreken en vervolgens tien tips waar je met extra hardware aan de slag gaat.

Tot slot: in het artikel gebruiken we doorgaans de term (draadloos) accesspoint, ongeacht of dat nu om een puur accesspoint (zonder routerfuncties) dan wel een draadloze router gaat. Sommige routers bevatten trouwens een functie waarmee je hem als accesspoint kunt instellen.

Tip 1: Plaatsing

In principe positioneer je het accesspoint zo centraal mogelijk. Het kan ook helpen het apparaat wat hoger te plaatsen (maar ook weer niet tot aan het plafond), zodat het signaal minder snel gereflecteerd wordt door allerlei objecten op de vloer. Plaats het evenmin in een kast of nabij grote metalen voorwerpen. Normaliter horen de antennes verticaal te staan, maar wie weet levert een andere hoek in jouw situatie een betere ontvangst op.

 

Tip 2: Stoorelementen

Dikke muren, vooral ook met gewapend beton, zijn een gekende stoorfactor voor een wifi-signaal. Maar ook draadloze dect-telefoons, babyfoons en zelfs magnetrons kunnen het rf-signaal verstoren (zeker binnen de 2,4 GHz-band: zie ook tip 12). Houd daarom je accesspoint(en) zoveel mogelijk uit de buurt van dergelijke apparaten. 

 

Tip 3: Site survey

Voor grotere oppervlakten voer je bij voorkeur een site survey uit om te weten te komen wat de optimale positie van je accesspoint(en) is. Dat kan met de Windows-tool Ekahau HeatMapper (vereist een gratis registratie). De bedoeling is dat je het programma op je laptop installeert en dan ermee rondwandelt. Heatmapper pikt automatisch wifi-signalen op, somt alle gedetecteerde accesspoints op en brengt via ingekleurde vlakken de sterkte van het draadloze signaal in beeld. Idealiter gebruik je een plattegrond als achtergrond voor deze inkleuring. Zo krijg je goed inzicht in de signaalsterktes over je gehele oppervlakte. De gratis versie beperkt je wel tot vijftien minuten onderzoekstijd.

 

Tip 4: Wifi-detectie

Ook al heb je geen behoefte aan een echte site survey, het kan zeker nuttig zijn (zie onder meer tip 5) te weten welke naburige draadloze netwerken er zijn. Daarvoor kun je aan de slag met het gratis inSSIDer voor Windows, een opensourcetool die lichter is dan Heatmapper. Selecteer de juiste netwerkadapter en het programma zet in een grafiek de signaalsterkte (in dB) van alle gedetecteerde draadloze netwerken in kaart, zowel in de 2,4 als de 5 GHz-band. Je leest bovendien het ssid, het mac-adres en de producent van de accesspoints af, evenals het gebruikte kanaal en de eventuele beveiligingsmethode. Met behulp van een gps-toestel, minimaal NMEA 2.3, kom je tevens achter de lengte- en breedtegraad van elk accesspoint.

 

Tip 5: Ander kanaal

inSSIDer toont je dus ook de signaalsterkte van naburige netwerken en die wetenschap kan erg nuttig zijn: zulke netwerken kunnen namelijk ook voor rf-interferentie zorgen. Je moet namelijk weten dat een accesspoint (en de ontvanger) slechts een deel van de frequentie gebruikt: de zogenoemde kanalen. Binnen de 2,4 GHz-band bijvoorbeeld zijn dat er veertien, hoewel er vaak maar elf of dertien effectief in gebruik zijn. Kanalen hebben echter de neiging te overlappen en zo het signaal op andere kanalen te storen. Om deze interferentie te beperken, doe je er dus goed aan je accesspoint op een kanaal in te stellen dat zo ver mogelijk verwijderd is van kanalen van naburige netwerken. Binnen de elf of dertien kanalen van de 2,4 GHz-band zijn dat met name kanalen 1, 6 en 11. Vertelt inSSIDer je dat een naburig netwerk op kanaal 10 uitzendt, stel je eigen accesspoint dan in op bijvoorbeeld 1 of 6. Je kunt de kanaalkeuze ook aan je accesspoint zelf overlaten (‘auto’), maar de praktijk heeft al vaker bewezen dat dit niet altijd de beste optie is.

 

Tip 6: Zendvermogen

Sommige accesspoints laten je ook toe de zendkracht (transmit power) van de antenne zelf in te stellen. Blijkt het signaal ontoereikend, ga dan zeker na of die wel degelijk op volle kracht staat ingesteld (100 %). Mocht het signaal dan weer té sterk blijken, waardoor het tot bij de buren reikt, dan kun je overwegen het zendvermogen net iets minder krachtig te maken.

 

Tip 7: Configuratie netwerkadapter

In een draadloos netwerk heb je natuurlijk niet alleen een zender, maar ook een ontvanger: de draadloze netwerkadapter van je pc, dus. Net zoals sommige accesspoints kunnen ook deze adapters je toestaan het zendvermogen aan te passen. Dat doe je dan normaliter via de setup van het bijhorende stuurprogramma. Houd er rekening mee dat als je laptop in een energiebesparingsmodus draait, het niet is uitgesloten dat ook het zendvermogen automatisch lager wordt ingesteld. In Windows druk je dan op Windows-toets+R en voer je powercfg.cpl uit. Klik bij Energiebesparing op De schema-instellingen wijzigen, Geavanceerde energie-instellingen wijzigen (eventueel ook op Instellingen wijzigen die nu niet beschikbaar zijn). In de rubriek Instellingen voor de adapter voor draadloos netwerk kun je de energiebesparingsmodi instellen op Maximale prestaties.

 

Tip 8: Modus

Wellicht is je accesspoint van het 802.11n-type (zie ook tip 11). Een prima keuze, maar denk er wel aan dat het apparaat normaliter terugvalt op een ander type (802.11g?) als een andere draadloze netwerkcomponent 802.11n niet ondersteunt. Wanneer alle componenten effectief met 802.11n overweg kunnen, doe je er goed aan je accesspoint zo in te stellen dat die alleen gebruikmaakt van de n-standaard (alleen wireless-n) en niet in gemende modus (mixed mode) opereert.

 

Tip 9: Hotspot

Blijkt de afstand tussen je accesspoint en de (verste) ontvanger te groot, dan kun je ook een Windows-pc voor de gelegenheid als draadloze hotspot laten functioneren. Die pc fungeert dan als een soort repeater (zie ook tip 16). Dat kan met de gratis tool Connectify. Of de verbinding tussen je pc en je accesspoint nu bekabeld of draadloos is, andere draadloze apparaten kunnen dankzij deze software een draadloze – en wachtwoordbeveiligde – verbinding met de pc (hotspot) opzetten om zo de bestaande connectie te gebruiken.

 

Tip 10: Firmware

Heb je een wat ouder accespoint, dan is het niet uitgesloten dat bepaalde mogelijkheden alsnog ter beschikking komen na een firmware-update. Dat kan gaan om (een verbeterde) ondersteuning van de 802.11n-standaard, vpn of ipv6, maar mogelijk vergroot je daardoor ook de zendkracht of laat die zich dan op z’n minst toch afstellen. Ga dus geregeld na bij de producent van je accesspoint of er een update beschikbaar is. Er is in elk geval alternatieve firmware verkrijgbaar, zoals van DD-WRT (www.dd-wrt.com), die voor heel wat routermodellen beschikbaar is. Lees grondig de bijhorende instructies, want experimenteren doe je op eigen risico. En nu je toch aan het updaten bent: controleer af en toe ook of er voor je netwerkadapter een nieuwe driver beschikbaar is. Ook die kan de prestaties verbeteren!

 

Tip 11: 802.11n-router

De nieuwe draadloze standaard 802.11n biedt een aantal voordelen tegenover de wat oudere 802.11g-standaard. De n-standaard kan zowel binnen de 2,4 GHz- als de 5 GHz-band opereren, er is een groter bereik mogelijk en er is een belangrijk verschil in bandbreedte (54 mbit/s versus een theoretische 600 mbit/s). Dat heeft onder meer te maken met de mimo-techniek: multiple input multiple output, het slim inzetten van antennes maakt het mogelijk verschillende datastromen tegelijk te verzenden of te ontvangen. Is je draadloze apparaat van een 802.11n-adapter voorzien en blijkt het bereik van je 802.11g-accesspoint onvoldoende, dan is de kans reëel dat een accesspoint met de n-standaard je ontvangstproblemen oplost.

 

Tip 12: Dualband

Zoals gezegd kan een 802.11n-accesspoint overweg met twee frequentiebanden. Aangezien stoorelementen als de hierboven genoemde dect-telefoons, babyfoons en magnetrons heel vaak op de 2,4 GHz-band actief zijn, kan het het draadloze signaal ten goede komen als je je accesspoint op de 5 GHz-band laat werken. Koop je een nieuw 802.11n-accesspoint, kies dan bij voorkeur voor een dualbandtype. Op zulke apparaten is het ook mogelijk twee netwerken te configureren, eventueel elk met een andere naam. Dat maakt het mogelijk oudere apparaten (802.11g) op 2,4 GHz af te stemmen en 802.11n-netwerkadapters van het 802.11n-netwerk gebruik te laten maken.

 

Tip 13: Antenne

Heel wat accesspoints (en netwerkadapters) zijn van een verwijderbare antenne voorzien. Dat maakt het gemakkelijk die door een ander, krachtiger model te vervangen. Je kunt dan een Hi-Gain-antenne gebruiken, gewoonlijk van 7dBI tot 15 dBI, en vooral bedoeld voor 802.11b/g-netwerken. Onder meer Hawking Technologies heeft zich in dergelijke producten gespecialiseerd. Je vindt een aantal modellen op http://hawkingtech.com. Let wel op het verschil tussen directionele en omnidirectionele antennes. Het eerste type is vooral geschikt om een punt-naar-punt-verbinding te maken, bijvoorbeeld om een verbinding tussen twee gebouwen op te zetten, terwijl het tweede type vooral bedoeld is om de perimeter voor draadloos gebruik te verruimen. In hun gamma treft je onder meer ook een Hi-Gain Wi-Fi Signal Booster aan, een apparaatje dat je op de antenneconnector van je accesspoint (802.11b/g) aansluit.

 

Tip 14: Usb-adapter

Nagenoeg alle laptops en aanverwanten zijn van een ingebouwde antenne voorzien. Die zijn doorgaans van goede kwaliteit, maar hetzelfde kan niet altijd gezegd worden van adapters op een pc-card/expresscard. Hoe dan ook, ben je vaak ontevreden over de ontvangst, dan kan het helpen een draadloze usb-netwerkadapter met een externe antenne aan te sluiten. Zowel Linksys als Hawking beschikken over verschillende modellen. Er zijn ook usb-adapters waarbij de externe antenne is verbonden met een usb-kabel, zoals de Alcon AOU-2410 met een optionele 7dBi-antenne, zodat je die gemakkelijk optimaal kunt positioneren.

 

Tip 15: Roaming

Je wilt draadloze ontvangst in verschillende ruimtes van je bedrijf of woning? Een mogelijke oplossing is dan het plaatsen van meer dan één accesspoint, die elk met een ethernetkabel aan je netwerk hangt. Om ervoor te zorgen dat je je met een laptop zonder merkbaar connectieverlies van de ene ruimte (accesspoint) naar de andere kunt begeven – roaming – geef je de accesspoints bij voorkeur allemaal dezelfde ssid mee, maar stel je die op verschillende kanalen in (bijvoorbeeld  1 – 6 – 11).

 

Tip 16: Repeater

Een andere mogelijkheid om je draadloze bereik te vergroten is een zogenoemde repeater (ook wel range extender genoemd) – een oplossing die sterk aan populariteit wint. Zo’n repeater vangt het wifi-signaal van het accesspoint op en stuurt het versterkt weer door. Een degelijk en populair product is Fritz! Wlan Repeater N/G, die in eerste instantie bedoeld is om 802.11a/b/g/n-netwerken te versterken (zowel binnen 2,4 als op 5 GHz), maar met een firmware-update ook muziek kan streamen. Intussen is al een opvolger beschikbaar, de Fritz!WLAN Repeater 300E, die van een gigabit-netwerkaansluiting is voorzien. De configuratie kan eventueel via wps (wifi protectedsSetup) gebeuren. De prijs voor elk van deze apparaten ligt rond € 75. De Netgear Universal Wi-Fi Range Extender (WN3000RP; € 69,95), werkt net even anders – en nog makkelijker. Je steekt het apparaat in een stopcontact, meld het bij je wlan aan (802.11b/g/n) en het draadloze signaal wordt automatisch versterkt doorgestuurd.

 

Tip 17: Brug

Soms is het installeren van een extra accesspoint geen optie: het apparaat bevindt zich bijvoorbeeld in je werkruimte achter in de tuin en een ethernetkabel leggen zie je niet zitten. In dat geval kun je ook een wireless bridge opzetten. Dat houdt in dat je twee accesspoints draadloos met elkaar verbindt en in de configuratie de wireless bridge-modus selecteert. Op de switch van het tweede accesspoint (rechts op bovenstaande afbeelding) laten zich normaliter alleen apparaten met ethernetkabel aansluiten. Draadloze verbindingen met het primaire accesspoint (links op de afbeelding) zijn wel mogelijk. Wil je die ook op het andere accesspoint, dan kun je de repeater bridge-modus activeren. Een dergelijke configuratie vergt wel enige inspanning. Heb je inderdaad zo’n opstelling op het oog, ga dan wel eerst na of de apparaten – eventueel na een (alternatieve?) firmware-update: zie ook tip 10 – wel de nodige ondersteuning bieden en in wds (wireless distribution system) voorzien. Houd er tevens rekening mee dat begrippen als repeater (bridge) en wireless bridge vaak door elkaar worden gebruikt.

 

Tip 18: Buitenshuis

Er zijn ook oplossingen specifiek voor gebruik buitenshuis: googel maar even naar accesspoint, router, antenna of repeater in combinatie met outdoor. We vinden dergelijke apparaten in het gamma van onder meer Hawking, Linksys (Cisco) en EnGenius. Deze horen uiteraard weersbestendig te zijn en eventueel voorzien ze ook in poe (power-over-ethernet): er is dan geen stopcontact nodig, want de stroom wordt via de ethernetkabel geleverd. Relatief nieuw in het aanbod van EnGenius Senao is het Outdoor Wireless-N access point ENH-200, met een zendvermogen tot 500 mW en een ingebouwde, directionele 10 dBi-antenne. Het apparaat kun je ook als wireless bridge inzetten.

 

Tip 19: MiFi

Bevind je je ergens onderweg en heb je nergens wifi-toegang, dan biedt MiFi nog een mogelijke uitweg. Een MiFi-apparaatje is een draadloze router die je met je (3G-) mobiele telefoon verbindt en op die manier een wifi-hotspot opzet voor je draadloze apparaten. Een vrij populair apparaat is de Huawei E585 MiFi (circa € 120). De meeste smartphones voorzien in een vergelijkbare, maar in de praktijk niet altijd zo betrouwbare of flexibele functie: tethering. Hierbij kunnen apparaten, zoals je laptop, via de wifi-connectie of zelfs via een usb- of bluetoothconnectie gebruik maken van de internetverbinding op je telefoon.

 

Tip 20: Eigen creaties

Wie enig experimenteren niet schuwt en wat tijd over heeft, kan ook altijd zelf aan de slag om bijvoorbeeld een eigen directionele antenne met extra groot bereik te maken. Dat kan zelfs met behulp van een blikje (can leidt tot de term cantenna), al dan niet in combinatie met een schotelantenne. Of wat dacht je van een Yagi-wifi-antenne (die kamvormige tv-antennes van vroeger)? Je hoeft maar te googelen naar begrippen als cantenna of wifi antenna en je krijgt meteen een stapel hits. Tussendoor bots je ook wel op – zeg maar – hoogst originele vondsten, zoals

. Ook maar eens proberen?

Deel dit artikel
Voeg toe aan favorieten